Kinderen met Asperger, autisme enzovoort op de schoolbanken
Kinderen met Asperger, autisme… op de schoolbanken: geen makkelijke opgave
Kinderen met pervasieve ontwikkelingsstoornissen zoals Asperger, autisme… kunnen een moeilijke schoolperiode beleven
Alle aandoeningen die behoren tot de autismespectrumstoornissen (of ASS) of tot de pervasieve ontwikkelingsstoornissen (de termen worden nogal eens door elkaar gebruikt) vertonen een aantal gelijkaardige kenmerken. Deze aandoeningen of ze nu al dan niet onder het ‘klassieke’ autisme gerangschikt kunnen worden, hebben stuk voor stuk gevolgen voor de opvoeding die kinderen krijgen. Ze moeten namelijk op een bepaalde leeftijd en dat kan geen makkelijke opgave worden.
Autisme op de schoolbanken vergt een gezamenlijke aanpak van alle betrokken: onderwijzend personeel, ouders, klasgenootjes en – last but not least – het kind zelf. Sommige scholen hebben ervaring met kinderen die aan autismespectrumstoornissen lijden, andere scholen dan weer veel minder. Bovendien aanvaardt niet elke school zomaar elk kind met autistische symptomen. Vaak heeft de ervaring geleerd dat het personeel niet in staat is om de problemen verbonden met autismespectrumstoornissen op te vangen. Het probleem is dat autistische kinderen op school er niet in slagen om met hun klasgenootjes te communiceren. Communicatie is nu eenmaal het zwakke punt van de meeste kinderen met autismespectrumstoornissen. Daardoor wordt de relatie met de klasgenootjes verzuurd, wat tot nog meer problemen aanleiding geeft.
Voor lichte gevallen van autismespectrumstoornissen zal het op school misschien nog wel lukken, zij het met vallen en opstaan. Zwaar autistische kinderen gaan beter naar een speciale school, waar men vertrouwd is met autismespectrumstoornissen. In het geval van een gewone school zullen alle betrokken partijen – we denken dan op de eerste plaats aan ouders en onderwijzend personeel – het er over eens dat er heel extra werk nodig is om kinderen met autismespectrumstoornissen vertrouwd te maken met het leven op school en dit op zo’n manier dat het kind er in slaagt om een vruchtbare basis te leggen voor zijn latere leven.
Geen enkel geval van autismespectrumstoornissen is hetzelfde, maar ervaring kan de omgang met autistische kinderen toch al een stuk vergemakkelijken. Begrip is een sleutelwoord in de omgang met kinderen met autismespectrumstoornissen, terwijl daarnaast ook de juiste structuur moet worden aangebracht zodat het zoveel mogelijk heeft aan zijn op school opgedane ervaringen. Hierbij mag niet over het hoofd worden gezien dat elk autistisch kind andere symptomen heeft en dus ook een andere manier van aanleren heeft. Dat is het grote verschil met ziekten als diabetes. Leraren die al jaren les geven, hebben vaak meerdere diabetespatiëntjes gehad en weten hoe ze er mee moeten omgaan. Elk kind met autismespectrumstoornissen is daarentegen anders en moet ook anders worden behandeld. Alleen ervaring in de omgang kan die kennis bijbrengen. Er bestaat dus geen opvoedkundig model dat voor elk kind met autismespectrumstoornissen past. Daarom wordt best gebruik gemaakt van een zo breed mogelijk opvoedkundig model.