Wat zijn de symptomen van de ziekte van Parkinson?
Wat zijn de symptomen van de ziekte van Parkinson?
Afhankelijk van geval tot geval en van fase waarin ziekte van Parkinson zich bevindt
Het type en de ernst van de symptomen die iemand met de ziekte van Parkinson ervaart, kunnen verschillen van geval tot geval. Ze zijn ook afhankelijk van de fase waarin de ziekte zich bevindt. Symptomen die bij iemand in de vroegste fase van de ziekte van Parkinson opduiken, kunnen zich pas in een latere fase of zelfs nooit bij iemand anders ontwikkelen.
De meest voorkomende symptomen van de ziekte van Parkinson zijn de volgende:
Trillende handen, armen of benen. Trillingen veroorzaakt door de ziekte van Parkinson duiken op wanneer de persoon in kwestie wakker is en zit of stilstaat. Ze zullen afnemen wanneer het betrokken lichaamsdeel in beweging wordt gebracht.
Stijve spieren, gepaard met spierpijn, is een ander symptoom van de ziekte van Parkinson. Eén van de meest voorkomende vroege signalen van de ziekte van Parkinson is een reductie in de bewegingsruimte van een arm aan één kant wanneer de persoon in kwestie wandelt. De oorzaak hiervoor moet worden gezocht een spierverstijving. Ook de spieren van gezicht, gezicht, nek en andere delen van het lichaam kunnen verstijven en/of trager worden.
Als gevolg van de ziekte van Parkinson kunnen ook de bewegingen trager worden, zeker wanneer iemand vanuit een zittende houding vertrekt. Het kan bijvoorbeeld moeilijk zijn om uit een stoel te raken of om om te draaien in bed.
Zwakte van de gezichts- en keelspieren is eveneens een gevolg van de ziekte van Parkinson. Praten en slikken kan moeilijker worden, waarbij de klanken zachter en monotoner klinken. Verlies van de bewegingsmogelijkheden van de gezichtsspieren kan leiden tot een eigenaarige gelaatsuitdrukking die in medische kringen bekend staat als het ‘masker van Parkinson'.
Als symptoom van de ziekte van Parkinson kan de patiënt ook last krijgen met loop- en evenwichtsmoeilijkheden. Iemand met de ziekte van Parkinson kan bijvoorbeeld moeite hebben met het nemen van kleine stappen of zal schuifelen met zijn voeten. Vaak loopt de patiënt enigszins voorovergebogen en zal hij of zijn moeite hebben met omkeren. Deze problemen ontwikkelen zich meestal in een latere fase van de ziekte. In de beginfase zal wandelen in de meeste gevallen nog niet zoveel problemen opleveren. In een vergevorderde fase is het echter oppassen geblazen met vallen.