Herstel mogelijk voor borderline patiënten
Het is wetenschappelijk aangetoond dat borderline persoonlijkheidsstoornissen behandelbaar zijn. Onderzoekers van de Universiteit Maastricht, Vrije Universiteit en Universiteit Leiden publiceren in het juni-nummer 2006 van het JAMA-tijdschrift Archives of General Psychiatry een studie naar de effectiviteit van twee psychotherapeutische behandelmethoden.
Daaruit blijkt dat Schema focused therapy bij vijftig procent van de behandelde borderlinepatiënten tot volledig herstel leidt, en bij tweederde tot een aanmerkelijke verbetering. Het succes van de onderzochte behandelmethoden schuilt vooral in de langdurigheid en intensiteit van de therapie (twee sessies per week gedurende drie jaar).
De bevindingen staan lijnrecht tegenover het besluit van minister Hoogervorst uit 2004 om een maximumgrens te stellen aan het aantal psychotherapie-sessies dat wordt vergoed. Vorige week besloot Hoogervorst deze maatregel te verzachten, maar volgens onderzoeksleider Arnoud Arntz is het belang van borderlinepatiënten nog steeds onvoldoende gediend.
Borderline persoonlijkheidsstoornis staat in het algemeen bekend als ‘onbehandelbaar’ en komt bij 1 tot 2,5% van de bevolking voor. Kenmerken zijn chronische instabiliteit, emotionele ontregeling, zelfbeschadiging, impulsief en suïcidaal gedrag, verlatingsangst, woedeaanvallen, grote stress-gevoeligheid en identiteitsproblemen. De medische en maatschappelijke kosten zijn aanzienlijk, vooral omdat deelname aan het arbeidsproces voor deze patiënten nagenoeg onmogelijk is. Gangbare behandelmethoden (gebaseerd op gedragstherapie of psycho-analyse) bieden weinig soelaas, althans voor het volledige scala aan ziekteverschijnselen.
Dr. Josephine Giesen-Bloo, prof. dr. Arnoud Arntz (projectleider), prof.dr. Philip Spinhoven, prof.dr. Richard van Dyck en andere onderzoekers van UM, VU en UL hebben in de gepubliceerde studie twee behandelmethoden met elkaar vergeleken: Schema focused therapy (SFT) versus Transference focused psychotherapy (TFP). 88 Proefpersonen, geworven in vier GGZ-instellingen in Nederland (Maastricht, Amsterdam, Den Haag en Leiden) ondergingen tweemaal per week SFT of TFP gedurende drie jaar.
De effectiviteit van de behandeling werd gemeten aan de hand van vier criteria: borderline-symptomen (BPDSI-IV-score), algemene psychopathologie symptomen, persoonlijkheidskenmerken en kwaliteit van leven. Metingen werden uitgevoerd voorafgaand aan behandeling en daarna elke drie maanden, gedurende drie jaar.
Bij 24% (TFP) tot 46% (SFT) van de patiënten leidde de behandeling tot volledig herstel. Een jaar later waren de percentages zelfs tot 52% (SFT) en 29% (TFP) gestegen. In de SFT-groep werd een klinisch betekenisvolle verbetering bereikt door tweederde van de patiënten.
Het effect was meetbaar vanaf een jaar na de start van de behandeling, met verdere verbetering na twee, drie en zelfs vier jaar. De onderzoekers concluderen dat beide behandelingen effectief zijn, met een duidelijk hogere effectiviteit voor SFT. Bovendien wijst de lagere uitval in de SFT-groep op grotere therapietrouw.
SFT is een cognitieve gedragstherapie, waarbij patiënten inzicht verwerven in de patronen die aan de problematiek ten grondslag liggen. Voor borderlinestoornissen zijn deze ingedeeld in vier standaardpatronen, oftewel schema’s. Met gedragsmatige, cognitieve en experiëntiële technieken wordt de problematiek behandeld. Daarbij wordt ingegaan op zowel de relatie met de behandelaar, als op de dagelijkse leefsituatie, als op traumatische ervaringen uit de kindertijd. Bij TFP, een therapie gebaseerd op psycho-analytische theorie, onderhandelen patiënt en behandelaar voorafgaand aan de therapie over hun behandelcontract. Dit contract staat centraal gedurende de gehele behandeling. Door voortdurende analyse en interpretatie van de onderlinge relatie (‘transference relationship’) wordt gewerkt aan structurele veranderingen in de persoonlijkheid. Beide therapieën grijpen dus in op het niveau van de persoonlijkheid, terwijl gangbare behandelingen vooral gericht zijn op vermindering van symptomen van de aandoening (m.n. zelfdestructieve psychopathologie).
Prof. dr. Arntz pleit op basis van de bevindingen voor een volledige opheffing, zonder enig voorbehoud, van een maximumgrens voor psychotherapie. “Ons onderzoek toont aan dat langdurige intensieve behandeling wel degelijk effect heeft bij deze patiëntengroep en bovendien, ondanks het grote aantal behandelsessies, kostenbesparend is. Het blijkt dat al tijdens de behandeling 4.500 euro per patiënt per jaar wordt bespaard.
In 2004 beperkte minister Hoogervorst de vergoeding van psychotherapie voor persoonlijkheidsstoornissen tot maximaal vijftig sessies. Onderzoeksbureau Boer & Croon heeft nu aangetoond dat die pakketmaatregel in plaats van bezuiniging juist extra maatschappelijke kosten oplevert. Daarom besloot Hoogervorst vorige week om zijn maatregel te verzachten: de maximumgrens wordt opgerekt als de therapeut kan aantonen dat een patiënt meer sessies nodig heeft dan het toegestane aantal. Maar dat levert een enorme bureaucratische romslomp op. Op basis van onze bevindingen zou voor SFT voor Borderline Persoonlijkheidsstoornis automatisch toegestaan moeten zijn de maximumgrens van 50 te overschrijden. Een jaarlijkse monitoring of de therapie aanslaat zou verder kunnen volstaan.”
Bron: Universiteit Maastricht